
Geschiedenis kerkgebouw

Sinds de bouw van de kerk werd er naast de kerk begraven. Dit kerkhof werd kort na de uitbreiding van de kerk in 1825 eveneens vergroot. Veertien jaar later kwam het eigendom en beheer van het kerkhof in handen van de burgerlijke gemeente en kwam er een einde aan ruim 150 jaar zelfstandig begraven. Er vond nog een uitbreiding van de kerkelijke accommodatie plaats. Naast de kerk werd in 1850 een nieuwe 'kerkekamer' gebouwd, thans de Stolp. Dit gebouw was bedoeld voor vergaderruimte en als leslokaal voor de catechisaties. Met de voltooiing van dit huis was voldaan aan de behoeften van de groeiende hervormde gemeente.

Toen de kerk in

Op de andere hoeken werden banken voor de ouderlingen en diakenen geplaatst. De vier zijbeuken die nu waren ontstaan kregen allen dezelfde banken. Wie het kon betalen kon daar een plaatsje huren. Wie niet draagkrachtig genoeg was moest in het midden op een zelf meegebracht krukje gaan zitten. In de loop der eeuwen zijn er ook verschillende kleine aanpassingen aan het gebouw verricht. Zo kregen de glas in lood ramen afbeeldingen van bijbelse taferelen of van molens en werden de twee grote ramen in de oostmuur vervangen door twee geheel gebrandschilderde ramen. Dit laatste was een geschenk van de gemeente na de grote brand van 1920. Tot slot is het vermeldenswaard dat de kerk wordt gesierd door een 17e eeuws schip, dat boven de ingang hangt.
Over Wietse Veldhuis uit Koog aan de Zaan (1ste helft 19de eeuw)
met de boom getrouwd
In de 19e eeu
ban

nooit meer blaffen

Men zegt ook dat Veldhuis een hond, die altijd blafte, toeschreeuwde: “hou je bek!” Sindsdien kon die hond wel grommen, maar nooit meer blaffen.
grauwe erwten
Dominee Windgetter kwam altijd op huisbezoek als er werd gegeten. Moeder Veldhuis vond dat knap vervelend, te meer omdat je voor je fatsoen moest vragen of dominee mee bleef eten en hij daar altijd voor was te vinden. Op een middag, toen moeder Veldhuis juist had gedekt en een schaal met grauwe erwten op tafel gezet had, verscheen dominee weer. “Dominee, mee eten?” “Ja graag, heel graag”. Het gezin zette zich aan tafel en na het gebruikelijke gebed zou dominee als gast het eerst een bord grauwe erwten opscheppen. Maar wat hij ook deed, het gelukte hem niet. Schepte hij een lepel op, dan dansten de erwten van de lepel af. Ten laatste zei hij “Ik wens u een smakelijk middagmaal. Ik kom nog wel eens terug, maar dan niet onder etenstijd”. Niet lang daarna nodigde dominee Veldhuis uit bij hem te komen eten en dan tevens iets van zij kunst te laten zien. Weer stonden er grauwe erwten op tafel. Toen de deksel echter van de schaal werd afgenomen, bleken de erwten in grote, zwart behaarde spinnen te zijn veranderd, die over de rand van de dekschaal klommen en verder kropen, over het tafelkleed, over de borden, over de stoelen... De dames vluchtten gillend de kamer uit en de heren trokken zich met bleke gezichten terug in de verste hoek van het vertrek, gereed om de vlucht te nemen als de spinnen hen zouden naderen. De enige die kalm en onverstoorbaar bleef was Wietse Veldhuis. “Heren”, zei hij, “wat maakt u zich bang! U had een schaal met grauwe erwten en die heeft u nog”. Inderdaad, toen ze keken, zagen ze een gewone dekschaal en gewone erwten, maar de dames waren niet te bewegen om weer binnen te komen, zolang Wietse Veldhuis er was.Uit: J.R.W. Sinninghe, Spokerijen en de Zaanstreek en Waterland.
Naschrift:
Ds. Willem Windgetter was predikant in Koog aan de Zaan van 1816 tot 1853. Wietse Veldhuis wordt op de gedenksteen in de westmuur van de Stolp genoemd als notabel. Zijn kleinzoon Wietse Veldhuis legde de eerste steen.In verschillende bronnen wordt melding gemaakt van de ‘magische krachten’ van Wietse Veldhuis.
terug