Historie gemeente


Gereformeerd en hervormd

In het hiernavolgende wordt consequent over Hervormd gesproken, hoewel dit in de 17e en 18e eeuw als Gereformeerd aangeduid werd. Het door elkaar gebruiken van Gereformeerd en Hervormd zou echter tot verwarring leiden. Zo wordt ook de groepering die vroeger Mennist genoemd werd, ter voorkoming van verwarring consequent Doopsgezind genoemd.


Stichting nieuwe gereformeerde kerk in 1685 - 1686

De Kogerkerk is niet de oudste kerk in de Zaanstreek; hij is pas in 1686 in gebruik genomen. Dat is meer dan 100 jaar na de kerkhervorming. De andere Zaanse Hervormde kerken bestonden in 1686 al zo’n 100 jaar, hetzij als ex-RK-kerk hetzij als nieuw-gebouwde protestantse kerk. Er is pas zo laat een Hervormde kerk gebouwd, omdat de meerderheid van de bevolking Doopsgezind was. De weinige Hervormden uit Koog gingen in Westzaan en later in Zaandijk en West-Zaandam naar de kerk. Voor de kerkgang naar Westzaan werd zelfs een een pad aangelegd: de huidige Guisweg.

 

Doopsgezinden

De Doopsgezinden werkten meer decentraal. Er waren vóór 1680 in Koog twee ‘vermaanhuizen’: een Vlaams-Doopgezinde vermaning en een Waterlands-Doopsgezinde vermaning. Deze twee gemeenten gingen in 1680 samen verder als Verenigde Doopsgezinde Gemeente en namen een nieuw kerkgebouw (vermaning) in gebruik. Dit kerkgebouw staat op de plek die in die tijd het centrum van het dorp was en waar eerder de sluis lag. Om onbekende redenen is de Weelsloot vóór 1680 omgelegd. Ook deze omlegging is inmiddels gedempt; naast de Waakzaamheid is de ‘nieuwe’ gedempte sluis nog te zien. Omstreeks deze tijd deed een aantal Hervormde inwoners van Koog aan de classis een verzoek Hervormde kerkdiensten te houden in de school, die ten noorden van de begraafplaats (op de plaats van het flatgebouw aan de Verzetsstraat) stond. Deze school is een voorganger van de huidige Lindenboomschool.


Volksrumoer

Er zijn aanwijzingen dat er vanaf ca 1680 tot ca. 1686 enig ‘volksrumoer’ in Koog geweest is. Wat de aard van dit ‘rumoer’ geweest is, is (nog) niet duidelijk, maar waarschijnlijk heeft dit ‘rumoer’ ertoe geleid dat er een Hervormde kerk gebouwd werd. Deze kerk werd aan de oostzijde van de begraafplaats gebouwd, buiten het toenmalige centrum. In 1685 werd met de bouw begonnen en in 1686 kwam de kerk klaar. Aan de bouw is door de Doopsgezinden meegewerkt. Boven de ingang hangt een bord met de ‘stigteren van Godes huis op Koog’. De helft van deze ‘stigteren’ was Doopsgezind. 
 

Begraven in de kerk

Daarbij moeten we bedenken dat een hervormde kerk in die tijd een openbaar gebouw was en er alleen in de Hervormde kerk begraven mocht worden. Tot 1829 was het toegestaan om in kerken te begraven. Na dat jaar was het uit hygiënische overwegingen niet meer toegestaan. Omdat de zerken veelvuldig verwijderd moesten worden in verband met begrafenissen, hing er altijd een lijkenlucht in de kerk. Van de Oude Kerk in Amsterdam is bekend dat men ook na de Reformatie tijdens de kerkdiensten gewoon door bleef gaan met het stoken van wierook. Maar dat gebeurde niet meer als onderdeel van de mis, maar om de lijkenlucht te verdrijven. De Doopsgezinden waren bovendien de meest kapitaalkrachtige inwoners van Koog. Wij zien ook later dat zij invloed hadden op de gang van zaken binnen de Hervormde Gemeente. Zij werden als ‘gegoedsten’ altijd betrokken bij de benoeming van schoolmeesters. 


Onvoldoende bekwaamheden

Bij de beroeping van de 2e predikant, Hermanus de Meester, stuurden een aantal Kogers een brief aan de classis (regionale kerkvergadering) met het verzoek Hermanus niet te beroepen, omdat hij onvoldoende bekwaamheden had om als predikant te functioneren, de Doopsgezinden belang hadden bij een zwakke Hervormde predikant en de vader van Hermanus het op een akkoordje met de baljuw (die het collatierecht (= laatste woord) over de beroeping van predikanten had. Deze briefschrijvers kregen gelijk: Hermanus hield het met allerlei vrouwen, liep dronken over straat, kwam dronken in de kerk enz. Koog was dus zijn eerste, maar ook zijn laatste gemeente!
 

De eerste steen

De eerste steen van de kerk werd in 1685 gelegd door Waligh Cornelisz Meijn, de zoon van regent Cornelis Cornelisz Meijn. Een gedenksteen met een rebus aan de zuidkant van de kerk herinnert hieraan. De regent was de leider van het dorpsbestuur. Hij staat als eerste op het ‘stigterenbord’ boven de ingang aan de oostkant van de kerk. Deze Cornelis Cornelisz Meijn was ook een van de eerste ouderlingen. Hij overleed in 1687 en heeft het gereedkomen van de kerk maar één jaar overleefd. Zijn grafzerk ligt in de garderobe links van de ingang.


Dominee en Voorzanger

De kerk werd gebouwd als schuurkerk. Het interieur is in de 18e eeuw geschilderd. Dit schilderij hangt in het Zaans Museum. We zien op dit schilderij dat de preekstoel toen aan de noordzijde stond en dat om de preekstoel een zgn. dooptuin was. In de dooptuin zaten de kerkeraadsleden (ouderlingen en diakenen) en werd gedoopt. Een ouderling zit wat hoger dan de andere. Hij ‘zit op de leer’ zoals dat toen genoemd werd. Tegenwoordig noemen we dat de dienstdoend ouderling, die de predikant voor en na de dienst een hand geeft. Ook in de dooptuin zit de voorzanger, die tevens koster en schoolmeester was. Het was zijn taak in te zetten als er gezongen werd en het tempo te bepalen (er was nog geen orgel).


Rasschen en langsamen

In de 18e eeuw is er een conflict geweest over het tempo van het kerkgezang. De kerkenraad besluit op (…) dat de volgende regel pas ingezet mag worden ‘als de meester opgeheven heeft’. In Assendelft heeft een dergelijk conflict ook gespeeld. Daar speelde het conflict tussen de ‘rasschen’ en de ‘langsamen’. Twee groepen kerkgangers hadden elk hun eigen opvatting over de snelheid waarmee gezongen werd. Het gevolg was dat het kerkgezang niet om aan te horen was; iedereen zong door elkaar heen. De kerkenraad van Assendelft heeft toen bepaald dat de volgende regel pas ingezet mocht worden als iedereen klaar was met het zingen van de voorgaande. Waarschijnlijk had dit verschil in zangtempo als achterliggende reden dat zich een onderscheid tussen rechtzinnig en vrijzinnig begon af te tekenen.


De klok doen overhalen

Een andere taak van de koster – schoolmeester – voorzanger was het luiden van de klok. Hij moest de klok luiden voor aanvang van de kerkdienst. Als er namens het dorpsbestuur mededelingen waren, moest hij de klok ‘doen overhalen’ en dan voor de kerk op de stoep de mededelingen doen. Zo konden de Doopsgezinde inwoners, die niet in de Hervormde kerk geweest waren, ook kennis nemen van de mededelingen. Bij brand en overstroming moest hij de klok kleppen.


Geestelijk en Wereldlijk gezag

Tegenover de preekstoel staan enkele banken met overkapping voor bijzondere personen. Hier zaten de dorpsbestuurders en oud-kerkenraadsleden. Zo zaten zowel het geestelijk gezag als het wereldlijk gezag in de kerk hoger dan de andere kerkgangers. Ze zaten tegenover elkaar, zodat ze elkaar goed in de gaten konden houden, maar in de kerk zat het geestelijk gezag het hoogst. Deze indeling bestaat tot op de huidige dag; in de tegenwoordige kruiskerk staat tegenover de preekstoel een hoekbank met het gemeentewapen van Koog er op. Deze bank was bestemd voor de burgemeester.
We zien dat in de kerk de vrouwen in het midden zitten en de mannen er omheen. Er wordt wel gezegd dat dit een gebruik uit de tijd van de hagenpreken is. Vrouwen en kinderen stonden daarbij in het midden en de mannen stonden er gewapend omheen.


Vrijheid, gelijkheid en broederschap 

In 1795 ging eindigde het oude staatsbestel van de Nederlandse republiek en werd vervangen door de Bataafse Republiek. Het motto van de nieuwe staat was Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. Dit had ook voor Koog en de Kogerkerk gevolgen. De gevolgen waren waarschijnlijk heftiger dan op andere plaatsen in Nederland, omdat Koog veel Doopsgezinde inwoners had, die bovendien ook nog de meest welgestelden waren. Doopsgezinden mochten deel gaan uitmaken van bestuurscolleges en kerk en staat werden gescheiden. In de kerk werden in het kader van de gelijkheid de kappen van de herenbanken aan de zuidzijde afgezaagd. De scheiding van kerk en staat betekende dat de overheid (het dorp / de Banne Westzaan) niet meer wilde opdraaien voor het onderhoud van de kerk en de pastorie en het benoemen van de kerkmeesters aan de kerkenraad wilde overlaten.


Sleutels

In het notulenboek van de kerkenraad uit die tijd wordt een tafereel beschreven van een kerkenraad die in de oude consistoriekamer achter de kerk zit en daar de dorpsbode met de sleutels van de kerk op bezoek krijgt. De kerkenraad pakt de sleutels niet aan, omdat er achterstallig onderhoud aan kerk en pastorie is. Ook weigert de kerkenraad aanvankelijk nieuwe kerkmeesters te benoemen. Er is in die tijd nog even een discussie wie eigenaar van de kerk wordt, maar omdat de Doopsgezinden een eigen kerk hebben, mag de Kogerkerk Hervormd blijven (in sommige andere plaatsen wordt de kerk die in de 16e eeuw van de Rooms-Katholieken naar de Hervormden is overgegaan in die tijd weer eigendom van de Rooms-Katholieken).





Uitbreiding

In het begin van de 19e eeuw neemt het aantal Hervormde zodanig toe dat de kerk uitgebreid wordt. Naar model van de Westzijderkerk in Zaandam (die op zijn beurt weer naar het model van de Amsterdamse Noorderkerk gebouwd is) wordt de schuurkerk verbouwd tot een kruiskerk. De architect van deze uitbreiding is Arend Latenstein. Nog tijdens de verbouwing was er in 1831 (?) de watersnood. Bij die gelegenheid heeft er nog vee in de nog niet geheel voltooide kerk gestaan. Vlak bij de kerk is er een doorbraak van de Lagedijk (de huidige Dubbele Buurt) herinnert hier aan, maar de kerk heeft hiervan geen schade ondervonden. Bij de uitbreiding van de kerk is het bestaande torentje naar het midden, op het kruis ‘verkroden’. In deze tijd mocht de school, die inmiddels de openbare school geworden was, niet meer gebruikt worden voor godsdienstonderwijs. Er is toen een catechisatielokaal, dat wij tegenwoordig als ‘De Stolp’ kennen, gebouwd (en dit catechisatielokaal is tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen de openbare school door de Duitse bezetter gebruikt werd, weer als school in gebruik geweest).


Diakoniehuis

Ook in de 19e eeuw is een Hervormd diakoniehuis tot stand gekomen. Eerder waren er al armenwoningen. Het diakoniehuis, dat later als De Kogge bekend zou worden, was een vorm van 19e eeuwse sociale voorzieningen. Het is tot 1916 overwegend als weeshuis in gebruik geweest. In 1916 zijn de laatste wezen uitbesteed en is het als bejaardenhuis in gebruik geweest. In die tijd betekende dat dat de ouderen gescheiden op mannen- en vrouwenzalen sliepen en overdag in de verblijfsruimte vertoefden. Het huis stond onder leiding van een vader en een moeder. In de jaren 50 en 60 van de 20e eeuw hebben verschillende verbouwing plaatsgevonden om het huis meer aan de eisen van de tijd aan te passen. Uiteindelijk is De Kogge een tehuis voor meer zorg behoevende bejaarden geworden, dat uiteindelijk een onderdeel van Stichting Verpleeghuizen Zaanstreek was. In 1990 (?) zijn de laatste bewoners naar de Noordse Balk in Wormerveer verhuisd. De Kogge is toen een hotel geworden en door de Hervormde Gemeente verkocht.


Kerkbrand in 1920

De kerk werd op 2 mei 1920 door de bliksem getroffen, waardoor de toren en het dak verbrand zijn. De schade was groot, maar de banken. De preekstoel en het doophek konden gerestaureerd worden. Getuigen die de brand hebben meegemaakt, hebben gemeld dat de brandschade aanmerkelijk minder geweest zou kunnen zijn als de brandcommandant (die ook een aannemingsbedrijf had) geen opdracht gegeven had de slangen weer uit de toren terug te halen. We moeten daarbij echter ook bedenken dat er in die tijd met voor ons antieke middelen geblust moest worden (met een handspuit, zoals die op folkloredagen nog wel op de Zaanse Schans staat). Ook was de omgeving van de kerk slecht toegankelijk; de wegsloot was nog niet gedempt en de smalle kerkstraat stond ook nog helemaal overeind. Dat gecombineerd met een enorm grote toeloop van toeschouwers zorgde voor een erg onoverzichtelijk situatie. De oorspronkelijk luidklok die in 1686 van de school naar de kerktoren overgebracht was, ging bij de brand verloren. 


Nieuwe toren en tweemaal een nieuwe klok

Na de brand is de huidige achtkantige toren op de kerk gezet. Er kwam een nieuwe klok. Ook deze klok ging verloren; hij werd tijdens de Tweede Wereldoorlog  in opdracht van de Duitse bezetter uit de toren getakeld om in Duitsland tot oorlogsmaterieel verwerkt te worden. De huidige luidklok is na de oorlog in de toren gehangen, maar heeft wel de oorspronkelijke inscriptie.


Vrijzinnig en rechtzinnig  

In de 19e eeuw heeft de gemeente bij de beroeping van ds. Singels een vrijzinnig karakter gekregen. De Hervormde Gemeente van Zaandijk had ook een vrijzinnig karakter. Dit leidde er toe dat een aantal rechtzinnige leden een orthodoxe Hervormde Gemeente gingen vormen. Deze zgn. Kapelgemeente heeft tot 1971 bestaan. In dat jaar zijn de kapelgemeente en de Hervormde gemeenten van Koog aan de Zaan en Zaandijk samengevoegd tot de Hervormde Gemeente van Koog aan de Zaan en Zaandijk. Als kerkgebouw werd voor de Kogerkerk gekozen. De andere kerkgebouwen waren niet historisch. De Hervormde kerk van Zaandijk is in 1878 gereed gekomen, nadat het kerkgebouw van 1642 in 1877 (?) afgebrand was. Het gebouw van de kapelgemeente stamde uit de jaren 30 van de 20 eeuw. Dit kerkgebouw is verkocht aan de Vergadering der Gelovigen (Darbisten). Het gebouw staat naast molen De Bleeke Dood bij de Julianabrug in Zaandijk en wordt vanwege daarom ook wel ‘Onder de roeden’ genoemd


Doleantie

De Stichting van de Kapelgemeente in de 19e eeuw heeft er toe geleid dat er zowel in Koog als in Zaandijk in tegenstelling tot de omliggende plaatsen nooit een afscheiding en doleantie hebben plaatsgevonden; de orthodox-protestanten waren al georganiseerd. Bij de volkstelling van 1892 gaven twee Hervormde leden op dat zij Gereformeerd geworden waren. Dit werd door de kerkenraad voor kennisneming aangenomen. Deze mensen moesten naar de Stationsstraat in Zaandam om naar de kerk te gaan. De huidige Gereformeerde kerk is in in de jaren 1920 gesticht en heeft zijn groei voor een groot deel te danken aan bewoners van Urk, die door de afsluiting van de Zuiderzee geen bestaan meer in de visserij konden hebben en naar een andere werkkring moesten omzien. In de Zaanstreek werden deze gezagsgetrouwe arbeiders door de werkgevers met open armen ontvangen en vaak ingezet als stakingsbrekers. Vanaf de jaren 70 van de 20e eeuw is er in het kader van Samen-op-weg een samenwerking tussen en zelfs een federatie van de Hervormde Gemeente en de Gereformeerde Kerk geweest. Als gevolg van cultuurverschillen is in 2006 is de federatie echter weer ontbonden.


Kerkrestauratie

Een belangrijke restauratie heeft in de jaren 1920-1922 plaatsgevonden, toen de kerk na de brand weer opgebouwd moest worden. De graven zijn toen geruimd en het huidige tongewelf is aangebracht. Er zijn toen medaillons in de ramen gezet. Verder is de kerk toen in zijn oorspronkelijke staat teruggebracht. Vanaf de jaren 80 is de kerk opnieuw gerestaureerd. De muren waren door de tand des tijds aangetast en moesten dringend hersteld worde, en de vloer was na het ruimen van de graven in 1920 ingezakt. Eerst zijn buitenkant en het casco in delen onder handen genomen. Het portaal aan de oostkant was zodanig verzakt dat het in zijn geheel moest worden afgebroken, van nieuwe funderingen voorzien en opnieuw opgebouwd is.




Garderobe

In 2007 is het interieur gerestaureerd. Daarbij zijn de bankenblokken aan de oostkant ingekort en naar voren verplaatst. Hierdoor ontstond ruimte voor een garderobe. Verder is het hele meubilair hersteld en is de vloer geëgaliseerd. Wegens geldgebrek is het middendeel niet verhoogd. Daar is het plankier dat in de 50er jaren van de 20e eeuw tegen de koude neergelegd, is blijven liggen en hersteld. Het naar boven halen van de grafzerken die daar onder liggen is een taak voor een volgende generatie. Toiletten en een natte partij konden als gevolg van het ontbreken van voldoende financiële middelen (nog) niet gerealiseerd worden. De bankenblokken aan de westelijke kant van het gebouw waren in de jaren '70 van de 20 eeuw al naar voren gehaald om daarachter ruimte te creëren. Bij die gelegenheid is ook de dooptuin verwijderd. Achter de westelijke bankenblokken hebben later de ketels van de centrale verwarming een plaats gekregen.


Kerkplein

De omgeving van de kerk is door de gemeente in het kader van het pleinenplan opgeknapt. Het terrein voor de kerk is nu een mooi plein en ’s avonds zijn kerk en toren van buiten en van binnenuit verlicht. Hierdoor zijn de gebrandschilderde ramen aan de buitenkant goed te zien. Het ene raam beeldt de wonderbare visvangst uit, het andere raam de prediking van Paulus op de Areopagus.


Waligh Corneliszoon Meijn

De oorspronkelijk (schuur) preekstoel is in renaissancestijl, andere onderdelen van het interieur hebben een Lodewijk XV – uitstraling. In de zuid-gevel zit een steen, die een soort rebus bevat en aan de eerste-steenlegging door Waligh Corneliszoon Meijn herinnert. Deze Waligh was de zoon van de toenmalige regent (soort burgemeester) van Koog, Cornelis Corneliszoon Meijn. Cornelis staat als eerste genoemd op de gedenksteen boven de ingang. Bij het herstel van de vloer in 2007 kwam zijngrafzerk te voorschijn. Daaruit bleek dat hij de bouw van de kerk maar één jaar overleefd heeft; hij werd in 1687 in de kerk begraven. 
Bijzonder is dat de bankenblokken in delen uit elkaar gehaald kunnen worden en op wieltjes staan. Deze constructie was in oude tijden nodig, omdat er ook onder de banken begraven moest kunnen worden.
Sommige grafzerken bevatten een tekst met een ‘levenswijsheid’: ‘Gedenk toch wel Uw reekning snel, want Dijn uurglas loopt sorglick ras’ en ‘Lyd Myd en Stryd, Nu is ’t U Tyd, Als ’t hierheen gaat, Dan is ’t te laat’. 


Orgel 

Het bijzondere hoofdorgel, in 1922 door H.W. Flentrop geplaatst en in 2008 door de firma D.A. Flentrop onder Monumentenzorg gerestaureerd, wordt besproken op een afzonderlijke pagina in deze website. 















 
terug